De andere dokter in de hoofdrol

Ze dragen geen witte jas, maar ondertussen zorgen ze wél voor een gezond en vitaal werkend Nederland: de bedrijfsarts en de verzekeringsarts. Luister naar verhalen uit de praktijk en lees alles over het vak en de opleiding.

Een andere afslag

Lisette was al jaren verkocht aan het hart en Boyd wist zeker dat hij orthopeed ging worden. Toch namen ze beiden een totaal andere afslag. 

Dit was toch wat ik altijd wilde?

Als geneeskundestudent stond het voor Boyd Thijssens als een paal boven water dat hij orthopeed zou worden. ‘De rest vond ik niet interessant genoeg’, blikt Boyd terug. Totdat hij daadwerkelijk, na jarenlang studeren op de orthopedie-afdeling rond mocht lopen. ‘Ik had daar zo lang naar uitgekeken. En toen kwam ik erachter dat het toch niet mij paste. Een moeilijke conclusie, want dit was toch wat ik altijd wilde?’

Mensen leren kennen

De coschappen waar hij vooraf weinig van verwachtte, zoals psychiatrie en huisartsengeneeskunde, verrasten hem juist weer positief. ‘Je leert mensen kennen en je kijkt niet alleen naar het menselijk functioneren op medisch vlak, maar neemt ook de psychologische en sociale factoren mee.’ Oog hebben voor al die aspecten vond Boyd belangrijk: ‘Het draagt allemaal bij aan de gezondheid van mensen.’ Uiteindelijk vond hij in de sociale geneeskunde zijn plek en ging in opleiding tot bedrijfsarts.

Liefde voor het hart

Aios verzekeringsgeneeskunde Lisette Hubens heeft een vergelijkbaar verhaal. Haar voorliefde voor het hart is diepgeworteld. ‘Ik heb eerst biomedische wetenschappen gestudeerd en veel onderzoek gedaan naar het hart. Ik vond het fantastisch.’ Toen ze vervolgens geneeskunde ging studeren bleef ze onderzoek doen naar het hart en ging ze als anios aan de slag bij cardiologie. Snel daarna kwam de ommezwaai.

De patiënt achter de ziekte

In de kliniek ontdekte ze dat het vooral de patiënt achter de ziekte is die haar interesseert. ‘Op een gegeven moment lag er een man op zaal met zeer ernstig hartfalen en hij was niet therapietrouw’, vertelt ze. ‘Tot hij op een gegeven moment maatjes werd met zijn buurman. Hij begon zijn pillen goed te nemen. En dat had een therapeutisch effect.’ Ze besefte dat de omgeving van de patiënt veel invloed heeft op ziekte en herstel en wilde daar meer van weten. Haar eerste stap richting de afslag arbeid en gezondheid was hiermee gezet.

Benieuwd naar het hele verhaal van Boyd en Lisette? Luister de hele op deze pagina, spotify of op Soundcloud. Veel luisterplezier!

Lisette Hubens

Lisette is aios verzekeringsgeneeskunde en werkt bij UWV. Daarnaast geeft ze les aan coassistenten. Haar doel is om de persoon achter de ziekte te begrijpen en mensen van daaruit te activeren richting de maatschappij. Lisette volgt de opleiding tot verzekeringsarts bij SGBO Radboudumc.

Boyd Thijssens

Tijdens de opname van deze podcast was Boyd aios bedrijfsgeneeskunde en werkte hij bij Ziektewetloket. Inmiddels is hij bedrijfsarts en medisch directeur bij De Nieuwe Arts. Boyd gaat voor optimale gezondheidswinst, tilt zo nu en dan 280 kilo de lucht in en is altijd op zoek naar de vraag achter de vraag.


Meer podcasts:


Meer informatie over:

Zorg voor onze psyche: heel gewoon

‘Iemand die last heeft van zijn rug laat je ook niet te zwaar tillen’

12-10-2023 – Het is heel normaal dat je verdriet meemaakt of dat je met rouw of ziekte te maken krijgt, zegt Ralph Hackmann (53), bedrijfsarts en opleider bij de NSPOH. ‘En dat neem je mee naar je werk. Dat kun je als last ervaren als werkgever. Óf je kunt medewerkers helpen door voorzieningen op te nemen in je beleid.’

Psychische problemen zijn de belangrijkste oorzaken van verzuim: depressie, overspannen, burn-out. Stress is een normaal verschijnsel, legt Ralph uit. ‘Het zorgt ervoor dat je in actie komt. Maar wanneer wordt het ziekmakende stress? En welke aanpassingen heb je nodig als je stress ervaart? Als bedrijfsarts heb je de verantwoordelijkheid om daarop te letten. Zodat je kunt voorkomen dat mensen ziek worden.’

Mentale gezondheid

Ralph pleit voor gezondheidsmaatregelen gericht op mentale gezondheid, voor elke werkgever. ‘Je zet een helm op als je een bouwplaats betreedt; een heel gewone veiligheidsmaatregel die iedereen kent. En heeft iemand last van zijn rug? Dan laat je die medewerker niet te zwaar tillen. Zorg voor onze psyche zou net zo gewoon moeten zijn. Als een medewerker rouwt of overbelast is, kan het al helpen de werkdruk te verminderen.’

Steun van collega’s

Als werkgever mag je zelfmanagement stimuleren, vindt hij. ‘Intervisie inrichten is bijvoorbeeld een mooie leertool. Werknemers gaan met elkaar in gesprek over een werksituatie, delen met elkaar wat er speelt. Je leert als collega’s van elkaar en ervaart steun. Zeggen tegen een collega dat je een mindere dag hebt, kan al helpend zijn. Het is een laagdrempelige aanpak waarbij de veerkracht direct vergroot wordt. Omdat mensen niet blijven rondlopen met werkissues. En het is veilig, omdat er geen leidinggevende bij aanwezig is.’

Teaminspanning

Bijna 25 jaar is hij nu bedrijfsarts, waarvan tien jaar ook opleider. ‘Ik geef les aan de NSPOH en begeleid specialisten in opleiding. Elke specialist in opleiding maakt een persoonlijke ontwikkeling door en ik mag daaraan bijdragen. Een mooie en dankbare rol.’

Een belangrijke vaardigheid die hij aios meegeeft, is taakdelegatie. ‘Naast bekwaam zijn als bedrijfsarts, is ons werk ook een teaminspanning. Je slaat een brug tussen de medische wetenschap en de praktijk; werkt samen met een ergonoom, verwijst door naar een arbeidsdeskundige of bijvoorbeeld een psycholoog. Als bedrijfsarts heb je aandacht voor de mens, de relatie tussen werknemer en werkgever, en voor de arbeidsomstandigheden. Het gaat om het totale plaatje en daarom hebben we elkaar hard nodig.’

Vroegtijdig op consult

Hij wilde ooit maag-darm-leverarts worden, maar kwam daar na een paar jaar van terug. ‘Mensen komen vaak in een vergevorderd stadium binnen; ik had niet het idee dat ik ze beter kon maken. Ook mijn cochap kindergeneeskunde vond ik te curatief van insteek. Als bedrijfsarts is dat compleet anders; nu kan ik juist preventief werk verrichten.’

Zijn droom voor bedrijfsgeneeskunde? ‘Dat werknemers vroegtijdig en uit eigen beweging naar mij toekomen voor een vrijblijvend consult, net zoals je naar een huisarts gaat. Ziekte wordt nog te vaak gezien als het probleem van een individuele werknemer, terwijl de werkgever juist de mogelijkheid heeft om aanpassingen door te voeren om zaken als een te hoge werkdruk en ongezonde werkomstandigheden aan te pakken. De gezondheid van medewerkers is een gedeelde verantwoordelijkheid. Wij kunnen als bedrijfsarts, samen met werkgevers én werknemers veel stress en ziekten voorkomen.’

Lees ook:

Werk zorgt voor zingeving

‘Mensen worden soms ziek omdat ze geen oplossingen meer zien’

23 maart 2023 | Aios verzekeringsgeneeskunde Evelyne van Caelenberghe is zich extra bewust van hoe sterk arbeid en gezondheid met elkaar zijn verbonden sinds ze bij UWV Goes werkt. ‘Cliënten vertellen dat werken hun leven zin geeft, dat het zorgt voor structuur en sociale contacten. Werk is zoveel meer dan alleen geld verdienen.’

Het mooiste van haar vak? ‘Dat ik tijdens spreekuren echt de tijd voor mijn cliënten kan nemen’, vertelt Evelyne. ‘We praten niet alleen over beperkingen, maar vooral over wat ze nu of na hun genezing kunnen doen.’ Haar geneeskundige kennis is daarbij essentieel. ‘Als er een medische indicatie is, moet je weten wat dat voor een cliënt betekent. Je wilt achterhalen wat iemand kan zonder hem of haar te overbelasten.’

Preventie

Gesprekken met cliënten maken haar ook duidelijk hoe belangrijk preventie is. Zeker bij personen die al een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt hebben. ‘Mijn cliënten kampen vaak met problemen die niet direct met gezondheid te maken hebben. Maar schulden, relatieproblemen of mantelzorg hebben daar wel invloed op. Mensen worden soms ziek omdat ze geen oplossingen meer zien. Als we de nevenproblemen oplossen, gaan mensen zich beter voelen en melden ze zich minder snel ziek.’

Juridische kaders

Als aios verzekeringsgeneeskunde werkt Evelyne binnen de kaders van sociale wetgeving en juridische afspraken. ‘We moeten de cliënt én de maatschappij kunnen verantwoorden waarom we een traject ingaan: een uitkering indien nodig, participatie als het kan. Soms vertellen we een cliënt dat mantelzorg bijvoorbeeld wel belastend is, maar gelukkig geen ziekte. Dat helpt om iemand te laten meedenken aan oplossingen om toch mee te doen.

Teamwerk is essentieel

Evelyne werkt samen in een team met een sociaal-medisch verpleegkundige, een re-integratiebegeleider en een arbeidsdeskundige. Het team houdt intensief contact met cliënten én met elkaar. ‘Elke week bespreken binnen het team zo’n vijfentwintig personen. Bij iedere cliënt overleggen we of en hoe we de afstand tot de arbeidsmarkt kunnen verkleinen. Daarin komen de medische aspecten aan bod, maar ook aanpassingen in het werk of begeleiding die mensen nodig hebben. Bijvoorbeeld een jobcoach, sollicitatietraining, een opleiding of hulp bij financiële problemen.’

Waardering

Die persoonlijke, multidisciplinaire aanpak werpt zijn vruchten af. Voorbeelden genoeg, vertelt Evelyne. Van de 60-jarige die zich weer nuttig voelt, omdat hij na zijn ziekbed weer aan het werk kon. Tot de ongeschoolde jongen met complexe aandoeningen die ze naar passend werk begeleidde. ‘We hebben onze cliënten goed in beeld, waardoor veel mensen uitstromen naar werk. Zelfs als ze ernstig ziek zijn geweest. Gezien het aantal bedankkaartjes dat we ontvangen, waarderen zij dat ook.’

Vroegsignalering

In de opleiding, maar ook in de samenleving als geheel, moet volgens Evelyne meer aandacht komen voor preventie. Artsen in het domein arbeid en gezondheid spelen daarin een grote rol. ‘Wij zien veel mensen in de samenleving en beoordelen hun medische én sociale situatie. We kunnen problemen in een vroeg stadium signaleren en voorkomen dat mensen ziek worden. Als meer mensen participeren en hun leven zin geven, profiteren we daar met z’n allen van.’


Lees ook:

‘Buiten het ziekenhuis kan ik beter bijdragen aan het voorkomen van ziekten’

31 augustus 2023 | Extra focus op ziektepreventie is nodig voor een gezondere maatschappij. Maar onbekend maakt onbemind. Geneeskundestudent Aukje Grimm vindt daarom dat geneeskundeopleidingen het domein arbeid en gezondheid prominenter voor het voetlicht mogen brengen. ‘We kunnen al veel winnen als meer studenten coschappen buiten het ziekenhuis lopen.’

De zesdejaars student weet nog niet precies in welke richting ze zich wil specialiseren, maar wel dat haar roeping niet in het ziekenhuis ligt. ‘Buiten het ziekenhuis kan ik beter bijdragen aan het voorkomen van ziekten’, verklaart ze zelfbewust. ‘En ik kan meer mensen helpen omdat de doelgroep groter is.’ Het vakgebied arbeid & gezondheid is een van de opties die ze overweegt om verder in te groeien. ‘Mensen zijn een groot gedeelte van hun leven bezig met werk. Daar ligt dus een belangrijke basis om preventief te kunnen helpen.’

Kracht van het lichaam

De kracht van het menselijk lichaam is voor Aukje een grote fascinatie en drijfveer. ‘Ik wil mensen bewustmaken van hoe efficiënt en sterk het lijf is. Dat je er met bijvoorbeeld verstandig gedrag, gezonde voeding en voldoende sporten het uiterste uit kunt halen.’ Het domein arbeid & gezondheid biedt daarvoor veel mogelijkheden. ‘Een bedrijfsarts bijvoorbeeld kan de tijd nemen om mensen gezonder te laten leven of beter te laten bewegen. En bijdragen aan een goed werkklimaat, zodat burn-outklachten minder snel ontstaan.’

Uitdagende coschappen

Aukje pleit daarom voor een prominentere rol voor het vakgebied. Dat begint al bij de opleiding geneeskunde. ‘Uit onderzoek van de Geneeskundestudent blijkt dat er niet veel studenten coschappen binnen dit domein lopen. Er kunnen dus maar weinig studenten onderzoeken of een specialisme buiten het ziekenhuis bij hen past.’ Ook voor studenten die wel coschappen in het domein arbeid & gezondheid lopen, valt er veel te winnen. ‘Van verslagen schrijven of saai regelwerk word je geen betere dokter. Opleiders kunnen beter nadenken over wat een coschap voor alle partijen uitdagender maakt.’

Flexibele curricula

Volgens Aukje helpt het ook als universiteiten aantrekkelijker inhoud geven aan het vakgebied. ‘Bijvoorbeeld met meer korte coschappen en minder colleges over regelgeving en beleid’, denkt Aukje hardop. ‘Door het op een andere manier aan te bieden, proeven studenten beter wat het vakgebied inhoudt.’ Ook kunnen opleidingen praktische voordelen als meer tijd voor de patiënt, geen nachtdiensten en een andere werkdruk beter benadrukken. Of flexibele trajecten aanbieden. ‘Je kunt je afvragen of iemand die verzekeringsarts of bedrijfsarts wil worden, coschappen voor alle specialismen in het ziekenhuis moet lopen.’

Gezond leven is de norm

‘In de maatschappij moeten we ons gerichter focussen op hoe mensen minder snel ziek worden’, vindt Aukje. ‘Mensen zouden niet ziek mogen worden vanwege onwetendheid of geldgebrek.’ Na haar studie wil ze hier zelf aan bijdragen door in haar spreekkamer het belang van goede zorg voor het lichaam te benadrukken. Of door les te geven aan toekomstige geneeskundestudenten. Aan ambitie heeft Aukje in elk geval geen gebrek: ‘Als minister van Volksgezondheid zou ik inzetten op het algemene besef dat sporten, gezond eten en verstandig gedrag de norm is.’


Lees ook:

Foto: UvA

Op weg naar een gezonde maatschappij

‘Ons vakgebied is van groot belang voor de samenleving’

7 maart 2023 |Artsen in het domein arbeid en gezondheid spelen een cruciale rol in het streven naar een gezonde samenleving. Dankzij arbeidsgerichte netwerkzorg en focus op de mens kunnen mensen weer echt participeren in de maatschappij. Daarom is het zaak dat we met samenwerking, lobby en wetenschappelijk onderzoek het vakgebied prominenter op de kaart krijgen, stelt bijzonder hoogleraar sociale verzekeringsgeneeskunde Sylvia van der Burg-Vermeulen.

‘Op de arbeidsmarkt staan tegenwoordig veel vacatures open, terwijl er ook veel mensen aan de kant staan. Artsen in het domein arbeid en gezondheid kunnen ervoor zorgen dat veel meer mensen aan het werk gaan én blijven. Wij moeten het voortouw nemen om over de muren van het sociale domein en het zorgdomein heen te kijken.’

Ruimte claimen

De sociale omgeving heeft grote impact op de gezondheid van mensen, vertelt Sylvia. ‘Gebrek aan bestaanszekerheid – inkomen, huisvesting, een sociaal netwerk of vangnet – is funest voor de gezondheid van mensen. Als artsen in het domein arbeid en gezondheid ruimte claimen om deze randvoorwaarden te regelen, zorgen we dat mensen sneller weer werkfit zijn. Dus niet alleen het gesprek voeren of het medische rapport schrijven. Maar ook het contact leggen om voorzieningen van de gemeente of schuldhulpverlening in gang te zetten. Of bij ongeletterdheid de tijd nemen om uit te leggen hoe het zorgsysteem is geregeld.’

Centrale rol van arts

Artsen in het domein arbeid en gezondheid zijn de centrale schakel van een geoliede machine. ‘Het gaat om het leveren van netwerkzorg’, licht Sylvia toe. ‘Verpleegkundigen, arbeidsdeskundigen, huisartsen, maatschappelijk werkers, revalidatiespecialisten, gemeentelijke bijstandsteams; zorg- en sociale hulpverleners moeten samenwerken om de patiënt te helpen. Omdat wij de hele mens in de spreekkamer zien en horen, zetten wij de lijnen van het team uit.’

Trots op het vak

Volgens Sylvia is het tijd dat er meer waardering komt voor het vakgebied. ‘Het aantal kwetsbare mensen in onze maatschappij groeit. Gezond zijn en blijven krijgt steeds meer aandacht in onze maatschappij. Ons vakgebied kan hieraan veel bijdragen. Dat moeten we met trots uitdragen.’ Zelf doet Sylvia dit onder meer als bestuurslid van de KNMG artsenfederatie. ‘Voor de ontwikkeling en het imago van ons vak moeten we de krachten met elkaar en andere partijen bundelen. Dat kan in beroepsorganisaties en door te lobbyen om thema’s op de politieke agenda te krijgen.’

Domein in ontwikkeling

Wetenschappelijk onderzoek draagt bij om het vakgebied naar een hoger niveau te brengen. ‘Ik begeleid promovendi van Amsterdam UMC-UvA die onderzoeken hoe we de arbeidsgerichte zorg in sociaal én medisch domein kunnen organiseren op basis van behoeften en voorkeuren van de patiënt. Mijn ideaal is om zo netwerkzorg te verbinden met waardegedreven zorg. Kwaliteit van leven en de mens staan dan centraal in de behandeling en begeleiding.’

Diversiteit in opleiding

Geneeskundige opleidingen zouden volgens Sylvia beter voor het voetlicht kunnen brengen wat het domein arbeid en gezondheid voor de samenleving betekent. ‘In de studie moet aandacht zijn voor het hele traject, niet alleen voor de eerstelijns- en specialistische zorg. We behandelen en begeleiden mensen die een rol hebben in onze maatschappij. Ons vakgebied zorgt ervoor dat mensen weer echt kunnen functioneren en participeren.’ Volgens Sylvia is ook diversiteit en inclusie in de opleiding van belang. ‘Onze beroepsgroep moet een afspiegeling zijn van de maatschappij. We kunnen mensen beter helpen als we hun cultuur en achtergrond kennen.’

Foto: UvA

Lees ook:

‘Ons vakgebied draagt bij aan een gezondere maatschappij’

8 juni 2023 | Ruim tien jaar werkte Roos Groenveld tot volle tevredenheid in een ziekenhuis. Maar toen ze zelf ziek werd, kwam ze erachter dat ze als bedrijfsarts nóg meer voor cliënten kon betekenen. ‘Vanwege mijn ziekte kreeg ik veel te maken met de bedrijfsarts’, vertelt Roos. ‘Het viel me op dat de bedrijfsarts breder keek dan alleen naar mijn ziektebeeld en beperkingen. Dat trok me aan en zo is het balletje gaan rollen.’

Sinds ze de overstap naar aios bedrijfsgeneeskunde bij ArboNed maakte, krijgt ze steeds meer inzicht in hoe privé, werk en ziekte elkaar beïnvloeden. ‘Ik bespreek met mijn cliënten hoe deze gebieden samenkomen, waar het spaak loopt en wat iemand kan veranderen. Ik zie dus niet alleen de medische klachten van een reumapatiënt of de persoon met darmproblemen, maar heb ook een coachende rol voor mijn cliënten. Ik wil samen met hen een oplossing bedenken die past bij hun persoonlijke situatie.’

Tijd voor de cliënt

Aandacht is daarbij het toverwoord. ‘Als aios bedrijfsgeneeskunde kan ik de tijd en ruimte nemen voor een cliënt. Dat geeft vertrouwen om samen te ontdekken wat iemand wél kan. Mensen veren op als ze nieuwe perspectieven zien.’ In haar spreekuren is ook aandacht voor wat iemand zelf kan bijdragen aan herstel. ‘Door bijvoorbeeld te vertellen dat roken de botgenezing vertraagt, hoop ik een zaadje te planten. Dat iemand gaat beseffen dat stoppen met roken het herstel ten goede komt.’

Medische kennis

De kracht van de bedrijfsarts zit in de combinatie van coachen en medische kennis. ‘Onze kennis over bijvoorbeeld ziektebeelden, behandeling, belastbaarheid en verbanden tussen werk en ziektes, zijn belangrijk om tot een medisch onderbouwd re-integratieadvies te komen. Wij kunnen een goede vertaalslag maken van wat de diagnose van een specialist betekent voor iemands belasting. Om vervolgens met werknemer, werkgever en andere deskundigen – bijvoorbeeld op het gebied van arbeid en organisatie, veiligheid en preventie – een passende oplossing te zoeken.’

Spreekuur voor iedereen

Roos biedt elke week open spreekuren. ‘Die zijn ook voor werknemers die niet ziek zijn, maar zich bijvoorbeeld wel zorgen maken. Ik geef hen adviezen over zaken als werk, gezond leven of mentaal sterker worden. En verwijs hen door naar gespecialiseerde instanties als dat wenselijk is.’ Ook werkgevers zijn verantwoordelijk voor de gezondheid van medewerkers, benadrukt Roos. Zo praat ze met werkgevers over hoe zij kunnen zorgen voor een gezonder werkklimaat in hun bedrijf. ‘We bespreken bijvoorbeeld de risico’s op de werkvloer, de werkverdeling en de belasting van activiteiten. Altijd met de focus om werkgerelateerd ziekzijn te voorkomen.’

Preventie op de kaart zetten

Sinds april is Roos ook bestuurslid van de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- Bedrijfsgeneeskunde (NVAB). ‘Daarmee wil ik het belang van het voorkomen van beroepsziekten verder op de kaart te zetten. Mensen mogen niet ziek worden van werk. Bedrijfsartsen hebben een goed totaalbeeld van mensen, dus ons vakgebied kan veel bijdragen aan een gezondere maatschappij. En met de gebundelde kennis en het netwerk van onze leden, kan de beroepsvereniging NVAB daar een grote rol in spelen.’

Duurzaam participeren

Roos is trots dat ze als aios bedrijfsgeneeskunde mensen betrokken houdt bij de maatschappij. ‘Al kan niet iedereen volledig integreren naar betaald werk, voor de persoon zelf én onze samenleving is het van belang dat mensen wel duurzaam participeren in de maatschappij. Niet alleen vanwege de financiële aspecten, maar ook omdat werken (betaald of vrijwillig) zorgt voor vertrouwen, zekerheid, regelmaat en zingeving.’


Lees ook:

De maatschappelijke impact van ziek-zijn

Vaak speelt er meer dan alleen de medische oorzaak’

20 april 2023 | Kristel Weerdesteijn staat als verzekeringsarts bij UWV met de voeten in de klei én is inhoudelijk verantwoordelijk voor de academie van het instituut. Ze weet als geen ander dat ziekte desastreuze gevolgen kan hebben. ‘Ziek-zijn heeft een grote maatschappelijke impact op mensen.’

Als geregistreerd verzekeringsarts is Kristel zich steeds bewuster geworden van de gevolgen van een medische aandoening voor het welzijn van mensen. ‘Mensen die niet kunnen werken, missen de basis van structuur en regelmaat in hun leven. Ze hebben minder contact met anderen en schamen zich soms omdat ze niet voor hun eigen inkomen kunnen zorgen. Als verzekeringsarts kan ik mensen helpen om weer volop in het leven en de maatschappij te staan.’

Wat je wél kan doen

Kristel wil mensen ervan bewustmaken dat ze niet alleen bezig hoeven zijn met hun ziekte en herstel. Maar dat ze juist ook kijken naar wat ze wél kunnen na een behandeling of operatie. Als voorbeeld geeft ze de leraar die thuis kwam te zitten na een nieroperatie. ‘Het advies om rustig aan te doen viel hem zwaar; hij miste de collega’s en leerlingen op school en voelde zich steeds ongelukkiger worden. Samen keken we naar zijn mogelijkheden en bleek hij in staat om een paar uur per dag zittend les te geven. Dat gaf hem veel voldoening en het droeg positief bij aan zijn herstel.’

Niet alleen medisch

Als verzekeringsarts neemt Kristel de tijd om een breder beeld van de patiënt te krijgen. ‘Wij kijken niet alleen naar het medisch probleem, maar ook naar de psychosociale omgeving van een patiënt. Vaak speelt er meer dan alleen de medische oorzaak. Als iemand bijvoorbeeld het wet- en regelsysteem van UWV niet snapt, zorgt dat voor frustratie. Dat helpt niet in het herstel. Ik neem mensen in zo’n geval eerst mee in de regelgeving of wijs ze op financiële mogelijkheden. Daarmee help je ze verder.’

Kennis van verschillende disciplines

Precies in die brede aanpak zit voor haar de kracht van de verzekeringsarts. ‘We moeten weten wat er op medisch gebied aan de hand is. Dus moet je je kennis bijhouden over nieuwe behandelingen en ziektebeelden. Nu krijgt long-covid bijvoorbeeld veel aandacht.’ Voor de verzekeringsarts komt daar de psychosociale component voor genezing en preventie bij. ‘Je moet achterhalen wat iemand met een bepaalde problematiek wel kan.’ Dat alles speelt voor de verzekeringsarts binnen een constant veranderende wet- en regelgeving. ‘We denken inmiddels anders over arbeidsbeperkingen dan tien jaar geleden. Dat bepaalt ook hoe je als verzekeringsarts moet beoordelen.’

Eigen loopbaan bepalen

De variatie aan onderwerpen binnen het domein arbeid en gezondheid biedt veel mogelijkheden om je eigen loopbaan vorm te geven. Verzekeringsartsen werken niet alleen bij UWV, maar ook bij private verzekeringsmaatschappijen. Vanwege je geneeskundige en sociaalmaatschappelijke kennis kan je op veel gebieden bijdragen aan het domein arbeid en gezondheid. ‘Je kunt je verdiepen in zaken als arbeidsongeschiktheid of preventie, promotieonderzoek doen of juist meer in de breedte de uitdaging zoeken. Zo ben ik zelf sinds enkele jaren UWV-opleider. Ik leid aiossen, aniossen, medisch secretaresses en sociaal medisch verpleegkundigen op. Dat houdt me scherp en op de hoogte van ontwikkelingen. Dat is nodig, want arbeid en gezondheid is een dynamisch vakgebied met veel verdiepingsmogelijkheden.’


Lees ook:

‘Geneeskundestudenten moeten wel kunnen proeven van het vak’

11 mei 2023 | Zijn inzet: minstens 1500 co-plekken voor bedrijfsartsen per jaar. Een online platform voor begeleiders van coassistenten. Én geld van de overheid om bedrijfsartsen op te leiden. Jeroen Croes (48), bedrijfsarts en opleider, docent en onderwijscoördinator bij UMC Amsterdam, schakelt op veel plekken tegelijk.

Voor jouw inspanningen in het geneeskundeonderwijs won je vorig jaar de Ramazziniprijs. Zie je jezelf als voorvechter voor het onderwijs?

‘Ik ben een voorvechter voor het vak van de bedrijfsarts, voor goede zorg voor werkenden. Onderwijs heeft daarbij een cruciale rol. Ook om een reëel beeld te geven van ons vakgebied. Bij de geneeskundestudenten vindt een verschuiving plaats; ik merk dat de vraag naar coschappen bij de bedrijfsarts toeneemt. Coassistenten willen geïnformeerd worden over het vak en de mogelijkheden binnen het domein arbeid en gezondheid. Een heel mooie ontwikkeling, natuurlijk.’

Waarom is dat denk je?

‘Stress en overbelasting veroorzaken enorme problemen; een actueel thema waar de bedrijfsarts zich in verdiept. Dat spreekt studenten aan, die kunnen ook al grote druk ervaren. Het dogma dat werken als arts in het ziekenhuis het hoogst haalbare is, zie ik langzaam verdwijnen. We gaan van een reactieve gezondheidszorg – eerst moet er een ziektebeeld zijn, dat gaan we fixen – naar meer preventie.’

Het ziektebeeld wordt niet meer geïsoleerd.

‘De bedrijfsarts kijkt naar de totale context: de werkomgeving, hoe iemand leeft en welke overtuigingen bestaan die de gezondheid en de arbeidsparticipatie beïnvloeden. Onze toekomstige artsen zullen veel meer afstemmen over de werkende patiënt. Met de huisarts, met paramedici als diëtisten en ergotherapeuten en met collega’s in het ziekenhuis. Hoeveel wij kunnen betekenen voor werkenden mag wel nog veel bekender worden.’

Je zet hoog in, met 1500 coschap-plekken per jaar.

‘Elke werkende heeft recht heeft op een goede bedrijfsarts. Nu zijn er structureel te weinig plekken. Onze geneeskundestudenten moeten een afgewogen keuze kunnen maken: huisarts of medisch specialist, klinisch of niet-klinisch werkend. Studenten moeten wel de kans hebben om een coschap te lopen bij het domein arbeid en gezondheid, om te proeven van het vak. Dat betekent dat er véél meer praktijkopleiders en coassistent-begeleiders nodig zijn.’

Je bedacht alvast een online toolbox om het begeleiden makkelijker te maken.

‘Daar werk ik hard aan, samen met mensen die invloed hebben op het veld. Met een stuurgroep en werkgroep – met alle acht medische faculteiten en de vervolgopleidingen SGBO en NSPOH, enkele medisch directeuren, het NVAB-bestuur – ontwikkelen we een online platform voor begeleiders. Daarop zijn straks mooie stageprogramma’s te vinden. Inclusief beoogde leerdoelen en inspiratie voor verdieping. Per week kan de begeleider zien wat mogelijke taken, opdrachten en leervragen zijn. Dan hoeft ie dat niet meer zelf uit te vogelen.’

Je spant je ook in voor een betere financiering van de opleiding.

‘Voor de opleiding tot bedrijfsarts is geen overheidsgeld beschikbaar, als enige van alle medisch specialistische opleidingen. Dat is natuurlijk van de zotte. Arbodiensten zijn niet altijd even happig om veel tijd en geld te investeren, omdat een opgeleide bedrijfsarts ook zo weer kan vertrekken. Om de financiering te regelen, zijn we al jaren bezig met het ministerie.’

Wonderlijk, als je kijkt naar de kosten van uitval.

‘Die zijn torenhoog: in 2022 meer dan 18 miljard euro. Dat zijn de uitkeringskosten door de ziektewet en bij arbeidsongeschiktheid samen. Met bedrijfsgeneeskunde die stevig is ingebed, vallen vele miljoenen te besparen. Door preventie en vroegtijdig ingrijpen, en door betere begeleiding naar passend werk bij chronische ziekte.’

Wat is je wens voor de zorg?

‘De zorg voor de werkende patiënt gedegen inbedden en samen inrichten. Dat het vanzelfsprekend is, voor een cardioloog, gynaecoloog en huisarts, om de werkende patiënt naar ons door te verwijzen voor zorg en begeleiding. Een optimale begeleiding en screening van wie geschikt is voor ons vak lijkt me ook zinvol. Niet iedereen is geschikt om bedrijfsarts te worden. Ook wil ik graag structurele aandacht voor het voorkomen en verminderen van stress, én voor arbeid en gezondheid tijdens de basisartsopleiding.’

Wat betekende het winnen van de Ramazziniprijs voor je?

‘Ik vond het eervol en waardevol. Dat ik deze prijs nu al heb mogen winnen, voor mijn vijftigste, dat had ik niet verwacht. Het maakt het gesprek ook makkelijker als ik aan tafel aanschuif bij beslissers. En het is een stimulans om hiermee door te gaan. Ik wil nog lang met de wetenschap rondom arbeid, gezondheid en opleiden bezig zijn.’


Lees ook:

Veel flexibiliteit als bedrijfsarts

‘Mijn coschap bedrijfsgeneeskunde is mijn grote geluk geweest’

11 april 2023 | ‘Wat hoop je zelf? Waar ben je bang voor? Hoe was het in de goede dagen?’ Dat zijn vragen die Elise Koopman, bedrijfsarts en medisch directeur bij LEV arbo, stelt tijdens haar spreekuur. Aan degene die verzuimt, en aan de leidinggevende. ‘Ik wil weten wat er speelt, op het werk, en in iemands leven.’

De tijd die ze heeft voor gesprekken, dat vond Elise een verademing na coschappen in het ziekenhuis. ‘Mijn coschap bedrijfsgeneeskunde is mijn grote geluk geweest, zeg ik wel eens. Omdat het als bedrijfsarts mogelijk is een allround arts te zijn; heel anders dan in een ziekenhuis waar je een diagnose stelt en een patiënt weer uit beeld verdwijnt. Of een huisarts die tien minuten per patiënt heeft. Tijdens het coschap bedrijfsgeneeskunde wist ik: dit is waarom ik geneeskunde ben gaan studeren.’

Elise werkt als bedrijfsarts op locatie, onder meer bij verzekeraar Achmea. ‘Op locatie werken is een uitgangspunt van onze arbodienst. Wij willen onze klanten echt leren kennen. Voor een eerste consult nemen wij een uur. Daarvoor spreek ik graag even met de leidinggevende.’

Van het verzuim gaat meer dan een derde over psychische problematiek; ongeveer een derde over het bewegingsapparaat. ‘Bij een gebroken been is het duidelijk, een burn-out verloopt vaak minder eenduidig. Maar: werkplezier en regelruimte, voldoening en betrokkenheid spelen altijd een grote rol.’

Dagverhaal bijhouden

Tijdens het traject bepaalt Elise hoe belastbaar iemand is. ‘Een belangrijke tool daarbij is het dagverhaal. Per dag houdt iemand bij wat zijn activiteiten zijn en hoe hij zich daarna voelt. Zo maak je het activiteitenniveau inzichtelijk. En weet je wat je kunt vragen: of iemand bijvoorbeeld meer tijd nodig heeft, of dat kleine stappen wel al goed te doen zijn.’

Vertrouwen opbouwen noemt ze essentieel voor haar werk. ‘En nodig om mijn advies over belastbaarheid te laten landen. Soms speelt er van alles op de werkvloer. Dan merk ik dat een leidinggevende heel gehaast overkomt of dat er drie zieken op één afdeling zijn. Of zie ik een werknemer, die het verhaal aan mij heel helder verwoordde, dichtklappen met de leidinggevende erbij. Wil je daarover in gesprek gaan, is het nodig dat mensen je vertrouwen.’

Vragen naar angsten

Het is zonder meer helpend om de werkomgeving te betrekken. ‘Het advies moet geaccepteerd worden – ook door de leidinggevende. Die moet niet het idee krijgen dat buiten zijn zichtveld om, zich van alles afspeelt waar hij geen grip op heeft. Daarom vraag ik ook de leidinggevende altijd naar verwachtingen, naar angsten.’

De druk kan ook in de thuissituatie liggen. ‘Medewerkers die in een zorgspagaat zitten, met opgroeiende kinderen en ouders op leeftijd, zijn kwetsbaarder. Soms kan een digitaal consult ook inzicht geven: huilende kinderen, rommel op de achtergrond, laptop op de keukentafel. Dan vraag ik ook door naar de thuiswerkplek. Ook dit soort observaties spelen mee. Het is echt sociale geneeskunde, wat we doen.’

Aandacht voor werkplezier

Tijdens een traject is er altijd aandacht voor preventie en, net zo belangrijk, werkplezier. ‘Op preventie laten we ongelooflijk veel kansen liggen. Uitval kan vaker te voorkomen zijn door te signaleren dat iemand tijdelijk minder belastbaar is. Dáár zou aandacht voor moeten komen, beleidsmatig en op de werkvloer. En: mensen die blij worden van wat ze doen, is de best denkbare preventie.’

Specialiseren in een deelgebied

Elise werkt zo’n 30 uur per week. Met haar man die ook arts is, deelt ze de zorg voor hun drie jonge kinderen. ‘Als bedrijfsarts heb je veel flexibiliteit, die ruimte is heel fijn. En de ontwikkelmogelijkheden zijn bijna eindeloos. Ik zie dat veel van mijn collega’s opleider worden of zich specialiseren in een deelgebied van de sociale geneeskunde: oncologie, toxicologie of onderzoek bijvoorbeeld. Ik hou me naast mijn werkzaamheden bezig met beleid en bestuur, dat vind ik geweldig interessant.’

Beide kanten van de tafel

Tijdens haar opleiding is Elise door kanker zelf een jaar uitgevallen. ‘Ik heb aan beide kanten van de tafel gezeten. En heb gemerkt hoe belangrijk het is, dat een advies aansluit op waar je zit in het herstelproces. Professioneel ben ik denk ik rustiger geworden; voorheen wilde ik het liefst bij elk gesprek meteen het verschil maken. Nu weet ik: naar iemand luisteren en advies bieden, dat is vaak al genoeg. Gaan trekken en duwen heeft echt geen zin.’

Haar ziekte en herstel maakte haar extra dankbaar voor wat er is. ‘Ik heb gemerkt hoe waardevol het is om weer te kúnnen werken. Het is een recht waar we ons als maatschappij voor moeten blijven inzetten. Kunnen werken is geen gegeven, maar iets dat we met elkaar moeten koesteren.’


Lees ook:

Rondje langs de velden: Erasmus MC

‘Meer aandacht voor de arts van de toekomst’

16 februari 2022 | De andere dokter maakt een ‘rondje langs de velden.’ We gaan in gesprek met onderwijscoördinatoren sociale geneeskunde van verschillende medische faculteiten verspreid over het land. In hoeverre besteden zij in hun curriculum al aandacht aan arbeid & gezondheid? En wat zijn de plannen voor de toekomst? Deze keer is het woord aan Suzie Otto, wetenschappelijk docent en onderzoeker bij het Erasmus MC in Rotterdam. ‘De arts van de toekomst krijgt steeds meer aandacht.’

Sinds 2018 heeft het Erasmus MC een nieuwe onderwijsvisie ontwikkeld: de Erasmusarts 2030. Met het oog op een snel veranderende maatschappij wil de universiteit meer aandacht voor de arts van de toekomst in het curriculum, vertelt wetenschappelijk docent en onderzoeker Suzie Otto. ‘Studenten leren bijvoorbeeld steeds meer om goed samen te werken en over de grenzen van het eigen vak problemen te analyseren. Ze moeten in staat zijn om professionele verantwoordelijkheid te nemen voor preventie van ziekte op individueel niveau. En patiënten met meerdere gezondheidsproblemen kunnen ondersteunen bij hun participatie in de samenleving. Zo leren onze studenten in het nieuwe onderwijs rekening te houden met onder andere diversiteit in doelgroepen, de sociale- en culturele context van een patiënt en de gezondheidsvaardigheden van mensen. Dat zijn competenties die ook nodig zijn voor een ‘future proof’ arts sociale geneeskunde. De ontwikkeling van de nieuwe visie ‘Erasmusarts 2030’ is nog in volle gang. Masterstudenten krijgen hierdoor ook meer les over sociale geneeskunde.’

Bachelor
‘Binnen de medische faculteit van het Erasmus MC wordt op dit moment vooral in de master aandacht besteed aan sociale geneeskunde. In de bachelor is minder aandacht voor sociale geneeskunde, ook in vergelijking met andere specialisaties. Bachelorstudenten leren wel over sociale geneeskunde in zelfstudieopdrachten en het community projectonderwijs. Zo is een van de studieopdrachten in het tweede jaar gericht op het werk van een bedrijfsarts. In het derde jaar komen thema’s binnen de sociale geneeskunde ook terug in het lesmateriaal. Dit jaar hebben we bijvoorbeeld jeugdgezondheidszorg in colleges behandeld. Daarnaast verzorgen we ieder jaar een hoorcollege, waarin een bedrijfsarts verteld over het vak. Verzekeringsgeneeskunde komt vooral terug als zelfstudie van het gelijknamige hoofdstuk in het leerboek k Volksgezondheid en Gezondheidszorg. En in het community projectonderwijs, waarin jaarlijks 1 à 2 projecten worden aangeleverd vanuit het UWV.’

Master
‘Onze masterstudenten lopen in het tweede jaar de verplichte coschappen sociale geneeskunde. Voorafgaand volgen de studenten het onderwijsblok waarin alle specialisaties van sociale geneeskunde aan bod komen. Tijdens dit onderwijsblok verzorgen onder andere bedrijfs- en verzekeringsartsen e-modules, colleges en verplicht vaardigheidsonderwijs over verzuimbegeleiding, beroepsziekten, verzekeringsgeneeskunde en socialeverzekeringswetgeving. Voor de coronapandemie koos ongeveer een derde van de studenten voor de coschappen Arbeid & Gezondheid, die in totaal drie weken duren. Met de opdracht ‘Patiënt volgen’ krijgen onze studenten al tijdens de klinische coschapfase een inkijkje in de gevolgen van een ziekte voor een werkende patiënt en de schakels van het zorgsysteem die patiënten moeten doorlopen. Ook leren ze in verplicht vaardigheidsonderwijs in het eerste jaar, verzorgd door bedrijfsartsen, persoonlijke en omgevingsfactoren die het verloop van de klinische fase van de opleiding positief of negatief kunnen bepalen voor hen.’


Sociale geneeskunde bij Erasmus MC Rotterdam n in het kort:

  • De competenties van de arts van de toekomst – de Erasmusarts 2030 – worden steeds meer in het curriculum aangeboden. Dit zijn ook competenties die aansluiten bij het profiel van sociale geneeskunde. Bijvoorbeeld samenwerken en discipline-overstijgend problemen analyseren.
  • Op dit moment is er in de bachelor nog weinig aandacht voor sociale geneeskunde, in de master juist meer.
  • Bachelorstudenten leren met name over sociale geneeskunde in zelfstudieopdrachten en speciale colleges verzorgd door artsen uit het veld.
  • Alle masterstudenten lopen verplichte coschappen sociale geneeskunde. Voor de coronapandemie koos circa een derde van de studenten voor de coschappen Arbeid & Gezondheid. Deze coschappen duren drie weken.

Website: Faculteit der Geneeskunde Erasmus MC Rotterdam


Waarom aandacht voor sociale geneeskunde – waar verzekerings- en bedrijfsgeneeskunde onder valt – belangrijk is? Omdat meer dan de helft van alle huidige geneeskundestudenten straks aan het werk gaat buiten de muren van het ziekenhuis. Ondertussen gaat de meeste aandacht binnen het onderwijs van medische faculteiten uit naar ziekenhuisspecialismen. Uit recent onderzoek van De Geneeskundestudent blijkt dat 57% van de geneeskundestudenten vindt dat beroepen uit de publieke gezondheidszorg onvoldoende aantrekkelijk worden gemaakt binnen de opleiding. We maken een rondje langs de medische faculteiten om erachter te komen hoe zij bezig zijn of gaan om specialismen in de extramurale zorg beter voor het voetlicht te brengen bij geneeskundestudenten.


Lees ook: